Datacenter vernietigt apparatuur onrechtmatig

Datacenter vernietigt apparatuur onrechtmatig

Datacenter vernietigt apparatuur omdat na beëindig van de overeenkomst datacenter ervanuit is gegaan dat door het achterlaten van de apparatuur eigenaar primair afstand van zijn eigendomsrecht heeft gedaan, dan wel subsidiair sprake is van rechtsverwerking. Hier is de rechter het niet mee eens en betoogt als volgt.

Geen afstand eigendomsrecht of rechtsverwerking

Naar het oordeel van de kantonrechter kan de enkele omstandigheid dat eigenaar zijn apparatuur bij Datacenter zou hebben achtergelaten en vervolgens anderhalf jaar lang niets van zich heeft laten horen, niet de conclusie rechtvaardigen dat eigenaar enkel daarom afstand van zijn eigendomsrecht zou hebben gedaan. Artikel 6:160 lid 1 BW gaat immers uit van een overeenkomst op grond waarvan de schuldeiser afstand doet van zijn vorderingsrecht, maar niet gesteld of gebleken is dat een dergelijke overeenkomst tot stand is gekomen. Het beroep op afstand van recht wordt dan ook verworpen.
En van rechtsverwerking kan slechts sprake zijn, indien de schuldeiser zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht. Enkel tijdsverloop levert geen toereikende grond op voor het aannemen van rechtsverwerking; daartoe is vereist de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in het geval dat de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken.

Vernietiging apparatuur onrechtmatig

Conclusie van de rechter is dat Datacenter onrechtmatig heeft gehandeld door apparatuur van eiser om cryptocurrency mee te ‘minen’ te (laten) vernietigen. Het versturen van slechts één e-mail met de mededeling over te gaan tot het opruimen c.q. laten vernietigen van de apparatuur levert geen ontoerekenbaarheid op. Het had volgens de rechter op de weg van de Datacenter gelegen om zich in te spannen om eigenaar te bereiken, bijvoorbeeld door het het sturen van een aangetekende brief naar het bekende briefadres.

Beroep huurovereenkomst (ROZ-model) slaagt niet

Datacenter tracht nog tevergeefs te betogen dat sprake is van een huurovereenkomst, en dat die huurovereenkomst (met wederzijds goedvinden) is geëindigd en dat klant door zijn apparatuur na het einde van de huurovereenkomst bij Datacenter achter te laten – naar analogie van artikel 22.6 van de Algemene Bepalingen behorende bij het ROZ model huurovereenkomst kantoorruimte – afstand heeft gedaan van zijn apparatuur, wordt verworpen. Zelfs als zou komen vast te staan dat sprake was van een huurovereenkomst (hetgeen klant heeft betwist) en die huurovereenkomst op enig moment (met wederzijds goedvinden) was geëindigd, dan stond het Datacenter nog niet vrij om de apparatuur eigenhandig op te ruimen c.q. te laten vernietigen. Vast staat dat er geen algemene voorwaarden op de tussen partijen gesloten overeenkomst van toepassing waren en de kantonrechter ziet geen aanleiding om de Algemene Bepalingen behorende bij het ROZ model huurovereenkomst kantoorruimte naar analogie toe te passen.

Opslaan op kosten van eigenaar

Rechter wijst er nog op dat de Datacenter de achtergebleven apparatuur had kunnen opslaan en – in het geval dat eigenaar op een later moment zijn apparatuur terug wilde hebben – een vergoeding voor de opslagkosten aan eigenaar kunnen vragen.
Uitspraak: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2022:4210