14 sep Herroepingsrecht bij inhoudsdiensten
Op verzoek van een klant heb ik algemene voorwaarden opgesteld voor een online sportschool. Een heel leuk concept waarbij de abonnee dagelijks wordt gemotiveerd om verschillende oefeningen conform een bepaald schema af te werken. En de oefeningen zijn natuurlijk voorzien van video’s.
Deze dienst wordt als een abonnement verkocht. De consument betaalt maandelijks een klein bedrag. De onderneemster koos er voor de consument te allen tijde te kunnen laten opzeggen tegen het einde van een kalendermaand. Op deze wijze voldeed de dienst in ieder geval aan Wet van Dam (de wet die er onder andere voor zorgt dat een consument niet “eeuwig” aan zijn sportschoolabonnement vast zit als hij even niet op tijd was met opzeggen).
Maar wat te doen met het herroepingsrecht?
Wat als iemand de overeenkomst binnen zeven werkdagen wil herroepen? De onderneemster was immers al zo fideel om haar klanten maandelijks te kunnen laten opzeggen.
Gelukkig voorziet de wet daar in. Als je namelijk de consument laat verklaren dat je gelijk mag aanvangen met het leveren van de dienst –dus in dit geval gelijk een login ter beschikking stellen met een persoonlijk trainingsprogramma- dan kun je het herroepingsrecht buiten de deur houden (voor de fijnproevers: art. 7:46i lid 5 sub a BW). Het is daarbij niet genoeg om dit alleen in de algemene voorwaarden te zetten. Je zult dit ook op de bestelpagina –voor het daadwerkelijk afronden van de bestelling- duidelijk moeten maken aan de consument. Dus dat de consument door het bestellen toestemming geeft om gelijk de dienst uit te voeren, en dat er derhalve afstand gedaan wordt van het herroepingsrecht.
En hoe zit dat straks met de implementatie van de richtlijn 2011/83/EU?
De regering heeft afgelopen vrijdag (14 september 2012) besloten de richtlijn 2011/83/EU om te zetten naar nationaal recht, voor wat het waard is, want met dat besluit alleen is er nog geen implementatie. Die richtlijn zegt onder andere dat het herroepingsrecht veertien kalenderdagen wordt.
Wat redelijk nieuw is bij die richtlijn, is dat digitale content dit keer expliciet genoemd wordt. In die zin dat daar ook het herroepingsrecht op van toepassing is.
In artikel 16 sub a van de richtlijn staat eigenlijk weer hetzelfde als we zien in 7:46 lid 5 sub a BW. Dus als je expliciete toestemming hebt van de consument om de dienst gelijk uit te voeren, geldt het herroepingsrecht niet.
Daarnaast staat er in artikel 16 sub m iets nieuws: als er digitale content niet op een fysieke drager geleverd wordt, geldt het herroepingsrecht ook niet als de uitvoering van de levering is begonnen met expliciete toestemming van de consument, waarbij het de consument duidelijk is dat hij zijn herroepingsrecht daarmee verliest.
Let er wel op dat de richtlijn zegt dat als je digitale content levert, je moet aangeven met welke apparaten en/of software je de content kunt afspelen.